zondag, oktober 01, 2017

Dat noemen we de overkant en deze hier, is hier.

Zaterdagavond: Groene Uilen and friends thuis tegen Loon Lions 2.
Als coach zonder team heb ik van twee vrije zaterdagen genoten maar vandaag ben ik erbij.
De uitschuiftribune in de WAShal is redelijk gevuld. Gastensupporters, Ususal suspects, nieuwe ouders en een klein groepje "oud Uilen 1".
De koffie is nog net te drinken. Ik ga naast Bonny en haar buik zitten en Floor schuift even later aan met natte haren en een lichte frustratie over de met vrouwen 2 zojuist verloren wedstrijd.
Het team van de gasten is ook flink veranderd, zien we. Nog niet teveel lengte maar wel meteen weer redelijk flitsend, zoals we ze nog wel kennen van twee vrij kansloze missies vorig seizoen. Drives worden goed afgemaakt, drietjes vallen en de verdediging switcht intelligent en houdt het midden goed dicht. Uilen raakt op flinke achterstand in het eerste kwart. De bal gaat veel te langzaam rond, de kansen die alle screening in de fles biedt worden nog niet gelezen. We geven ze krediet. Nieuwe aanval, nieuwe samenstelling, nieuwe rolverdeling...het seizoen is nog lang.
Ik merk dat ik aanvankelijk vooral "mijn meiden" mentaal aanmoedig.
Vriend Frank vraagt of dat niet gek is, aan deze kant zitten, in plaats van aan de andere kant. Nou, zo gek zou dat niet moeten zijn. Ik heb dat wel eerder meegemaakt natuurlijk. De afstand tot de overkant is ook prettig: ik kan gewoon commentaar leveren in plaats van zorgvuldige feedback. Ik kan nu ook zeggen hoe Pieter en ik gewoonlijk omgingen met momentum: wanneer instrueren, wanneer doorbouwen op wat er gebeurt in het veld. Maar ik word ook heen en weer gesleept als ik vertrouwde dingen zie, waarmee we bezig waren en die blijkbaar nog niet af zijn.
De Uilen herpakken zich, samen met hun nieuwe vriendinnen (... - nee: de andere Uilen, die nieuw zijn en waar in mijn hoofd geen trajecten mee lopen- ... nee hun team genoten... nee: de Uilen. Punt. ) en trekken door steeds meer druk en lef en samenwerking de wedstrijd uiteindelijk naar zich toe.
De pont meert af aan deze kant als we worden bedankt voor onze steun. Graag gedaan. En zonder verantwoordelijkheid voor de hele volgende week en de langere termijn, tuf ik tevreden weer naar huis. Mooie avond.



dinsdag, september 26, 2017

Dankbaar voorbeeld



Vroeger had je nog geen internet, maar bladen en er sijpelde wel van alles door..

Het was de tijd dat we het op de training en in de kroeg regelmatig hadden over die ene speler, die zelf dacht dat hij toch ook wel eens kampioen moest worden, die individueel vergeleken werd met Magic Johnson (deze kan wel springen!) en Larry Bird (deze is veel sneller en beweeglijker!) maar zijn team nooit langs Celtics of Detroit Pistons kon trekken. Omdat hij - heerlijk voorbeeld- het veel te veel alleen deed.

"There is no I in T.E.A.M, Michael", zei zijn coach dan.. "There are two "I's" in Winning, coach", zei Michael. Heerlijke slogans.
En hoe je je als mindere spelers beter kon voelen als je wist dat je bij een ander team maar met één man rekening hoefde te houden.... Als we met Uilen de "Stuifzand Rules" goed toepasten wonnen we van Mustangs..
En je later weer kon zeggen, op je eigen, gemiddelde niveau: "Maar toen hij dat ook door kreeg......

Zo'n voorbeeld. Woensdagavond, Bij Studium Generale.

http://sggroningen.nl/nl/evenement/michael-jordan-superster

woensdag, augustus 30, 2017

Een Gouden Boekje




Na een klein half jaar staat een halve eeuw op papier. Het Gouden Sportcentrum. Het was een mooie tijdreis, die we -Koos Kuiper en ik- als amateuronderzoekers, -schrijvers en -redacteurs hebben gemaakt. En niet in de laatste plaats als ervaringsdeskundigen. Dat maakt het natuurlijk helemaal bijzonder. Vaak schoten we in de lach en ook wel eens vol. Twee ouwe sportleiders blikken terug. Krijg je dat. 
Over 50 jaar Sportcentrum hebben we nu dingen op schrift staan. En niet eens een apart hoofdstuk gewijd aan Pieter Tilstra, toch het grootste deel van die 50 jaar de baas van het hele spul, en daarmee verantwoordelijk voor het bij elkaar en  overeind houden in mooie en moeilijke tijden maar voor ook het neerzetten van het beeld  van Sportcentrum zoals het er nu nog steeds staat: de beste studentensportvoorziening van het land. 
Wat hadden we hem graag geïnterviewd. Maar Pieter Tilstra heeft dus geen eigen hoofdstuk en zijn biografen zijn we niet geworden. Toch is zijn aanwezigheid steeds voelbaar: we zijn eigenlijk wel bijna elk artikel begonnen met de vraag: en wat was hierbij de rol van de baas? En onontkoombaar kwam er dan een antwoord. Die rol is groot geweest. 
Kent u het Gouden Boekje: ‘Het huis dat Japie heeft gebouwd’? Het is een zogenaamd 'stapelverhaal' er gebeurt van alles maar het eind van elke zin is ‘...in het huis dat Japie heeft gebouwd’ Zo mag u straks ook lezen wat we hebben geschreven over hoe het ging en nog steeds gaat  ‘in het Sportcentrum dat Pieter Tilstra heeft neergezet’. 

maandag, juni 12, 2017

Mooi rijtje

De Studentenkampioenschappen zijn ook erfgoed. De eerste keer dat ik erbij mocht zijn was, heette het nog NUK, Nederlandse Universitaire Kampioenschappen. Het was in Groningen in 1977. Ik deed mee als overijverig jurylid. Spelen was voor eredivisiespelers, fluiten voor eredivisie-scheidsen. De finale van het hele toernooi was de basketballfinale. In de ouwe evenementenhal voor zeker 2000 toeschouwers. Groningen verloor, geloof ik.
Als spoedig was ik erbij als vrouwencoach. Vanaf meestal ook als mannencoach. Dat zijn dus dubbele kampioenschappen met in elk geval wel 10 te coachen wedstrijden. Meestal zaten er 6 of 7 wedstrijden in het toernooi. Dus in 30 jaar ongeveer 200 potjes. En best een paar keer met de hoogste medaille om m'n nek gestaan. En dan ben je dus kampioen, he? Maar we trainden en oefenden er ook echt voor en veel collega's in den lande deden ook echt hun best om de beste spelers mee te krijgen. De laatste is altijd de mooiste. Gisteren eindigde de mooiste met -laten we zeggen-  grofweg de tiende hoofdprijs. 30-200-10. Nuver rijtje en mooi stel meiden.
Maar ook een onlosmakelijk deel van de studentenprestatiesport en aardig en memorabel en sfeerverhogend zijn de 25 etentjes en avondjes met de collega's van de andere sporten. En het plezier dat je steeds weer hebt met coaches en met de spelers die mee mogen en voor Groningen uitkomen, maakt dat het vast niet de laatste keer is geweest.

Het spelen zelf is toch altijd het mooiste feestje bij de GNSK.
Zouden we niet toch nog eens weer een ruk aan de kwaliteit kunnen geven? Weer echt goede scheidsrechters... een goed schema... Wij zijn natuurlijk vreselijk verwend door de European University Games vorig jaar maar voor de kwantiteit hoeven we in Nederland geen concessies te doen: er waren dit jaar slechts zes teams.
Dat het niveau bij de vrouwen niet eens tegenviel, kwam in mijn ogen vooral doordat er alleen afvaardigingen waren van steden waar echte studentenclubs zijn: Trajanum uit Nijmegen, Pendragon uit Tilburg, Punch uit Delft, Sphinx uit Wageningen, Tantalus uit Eindhoven en de Groene Uilen uit Groningen. Clubs die regelen wat maar coaches niet meer? Zit daar geen drive om je eigen sportstad op de kaart te zetten en kampioen te worden? We hebben toch overal ook sporters in de topsportregeling? Wat voor uitstraling gaat er niet uit van eredivisiespelers? Ze zijn er nog wel bij volleybal, de Nederlandse (burger)kampioene stond op de squashbaan. Geweldig voor iedereen die tegen en met ze mag spelen.
Als speler heb ik maar twee keer mee mogen doen. De eerste keer was als invaller op de tweede dag. Geweldige medespelers had ik, alleen een beetje brak misschien.. Ik mocht meedoen en dat ging bij mij met zoveel enthousiasme gepaard dat ik al binnen drie minuten vier fouten had en weer op de kant zat. Niet hard genoeg gefeest, ook toen al?

Hoewel. De GNSK, zoals het ergens in de jaren 80 ging heten, is ook echt wel altijd een feest geweest. Soms lijkt het alleen wel of het feest het belangrijkste is geworden. Dat mag van mij wel simpeler. Ter plekke valt er nooit meer te ontkomen aan wat de organisatie voor je bedacht heeft. Terwijl we toch altijd ook wel lol hadden als we gewoon met z'n allen bij elkaar waren: daar even konden dansen, daar kletsen, daar hangen.  Het was en is voor velen vooral een feest van ontmoetingen. Als je slaapzak maar aan die andere past..., zeiden we vroeger.







zondag, juni 04, 2017

Een halve eeuw ziet op u neer

Het Groninger Studentensportcentrum bestaat 50 jaar en Koos Kuiper en uw dienaar gaan een poging doen de historie van dit stukje werelderfgoed eer aan te doen met behulp van een glossy magazine. Bewust niet het ultieme historische overzichtswerk maar wel een bundel beelden en artikelen om het Sportcentrum zoals velen het van dichtbij ervaren hebben in het zonnetje te zetten.
Zoiets samenstellen stemt zeer tot bezinning, kan ik u meedelen.
Werelderfgoed; overdreven? Waarom? Als de studentenverenigingen al eventjes op de nominatie hebben gestaan waarom dan niet de Studentensport?
Welke student is er immers niet groot mee geworden? 
Wat betekent deze tempel, deze culturele en sociale vergaarbak, dit Pantheon van de sport, dat heeft neergezien op een halve eeuw geschiedenis maar niet de 20 eeuwen van de piramiden gaat halen maar als een soort Palmyra ten offer valt aan de ISIS van de tijd en de steeds veranderende tendensen en nu toch echt wel dringend aan vervanging toe is?
En wat voor eisen stelt de studentensport in de internationale studiestad aan een nieuw centrum?
We vieren het gouden lustrum rondom het gebouw dat er nu staat. Maar we vieren de architectuur niet, we vieren het bestaan van een fenomeen.









maandag, mei 15, 2017

Stadjers spelen niet bij de studenten



Nee; ik hoor niet bij de oprichters van Groene Uilen. Toen ik ging studeren speelde ik al basketball. Bij een zogenaamde burgerclub. De stad was vergeven van clubs. Martini Stars speelde eerste divisie, met een allemaal Stadjers, die daar ook de jeugd hadden doorlopen. Net als Celeritas. Er waren meer bolwerken: gedeeltelijk hingen ze nog aan middelbare scholen en gedeeltelijk was de doorbraak begonnen. Zo had Olympia een goede tweede divisie mannenploeg: Olympia vrouwen speelden eerste divisie. Het avontuur van BVG was ook net begonnen.
Dubbele licenties bestonden nog niet. Het idee was dat schaduwverenigingen een platform zouden bieden aan de tweede garnituur van de grote clubs. Dat waren spelers die natuurlijk om zich heen keken.Tweede teams mochten niet promoveren, de schaduwteams eventueel wel. Maar die begonnen wel in de allerlaagste standaardklasse. BVG had “Time Out”, Celeritas kwam origineel met het niet bestaande latijnse woord Celeritudo) Ik zat bij het farmteam van Olympia. Je wist niet beter: je hoorde bij een bolwerk; de vlucht naar de studenten lag niet voor de hand

Maar: voor topbasketbal kon je eigelijk best terecht bij de studenten: het vlaggeschip, Donar, had wel net de ACLO vaarwel gezegd en was aan de hand van het Nationale Nederlanden Grootkapitaal aan de opmars begonnen waarvan we allemaal weten waartoe die heeft geleid maar ook Enos heren 1 en Uilen dames 1 speelden, in heel korte broeken, eerste divisie. 
Het grappige was, dat er dus maar heel weinig bewoog tussen de studentenpopulatie, die van elders kwam, en de studenten uit Groningen. 

Mijn eigen team zat tjokvol met stadse studenten en daarmee speelden in de allerlaagste standaardklasse ook tegen Moestasj - net uit de as van studentenclub verrezen. (maar Phoenix was een club uit Coevorden, dus die vreemde naam was bovenkomen drijven.) De studenten van Moestasj (en Uilen en Enos) kwamen we tussen de middag tegen bij de algemene uren op de ACLO in sporthal Paddepoel. Want hee…. daar kon je op groot veld spelen op je ACLO kaart a 13 gulden 50. En dan ’s middags weer naar college … of naar het pleintje op het Guyotplein … daar waren ook altijd spelers en ’s avonds in een klein, verstopt gymzaaltje, met de burgers. 

Door alle meespelen en meetrainen met Enos, Moestasj en Uilen drong het langzaam tot me door, dat het hele studentbasketball bestond uit een massa vreemdelingen uit de polder, uit Friesland of uit Twente, gelardeerd met wat Oost-Groningers, een enkele Drent en soms een verdwaalde student godgeleerdheid uit Vermont. Allemaal mensen die hun wortels niet in Groningen hadden maar er wel vaak hun ankers hebben laten zakken.

In mijn derde jaar (seizoen 78/79) maakte ik de overstap naar het studentenbasketball en ik voelde me  meteen thuis in de vergaarbak. 
Het werd een beetje gevoeld als verraad. Overlopen. Dat deed je toch niet. Nog steeds bestaan er stadjer-studenten, die nooit Paddepoel als thuishaven hebben gekend. Rare jongens die studenten, zeiden mijn oud teamgenoten … zelf studenten. Ze hadden natuurlijk wel gelijk en dat is in elk geval nooit veranderd.



woensdag, april 19, 2017

Even checken: Als vrienden? -- dus uit elkaar.



Een van mijn interessantste teamontwikkelingsprojecten of all time is afgerond. Groene Uilen 1 gaat na drie jaar op zoek naar een nieuwe vrouwencoach voor het komend seizoen.
Interessant was het zeker. Drie jaar geleden rolden we er met elkaar in, met drie uitdagingen - in mijn achterhoofd in elk geval.
In de eerste plaats het grote plaatje. In het programma van de Universiteit, de studentensport en de club hoort basketball op "Hoger Wedstrijdsportniveau". Voor het noordelijke basketball ligt de taak om enig niveau voor senioren te handhaven, al jaren lang bij de Groene Uilen.
Check.
Vervolgens was er het team waarmee die plek in de club en in het basketball zou moeten worden verdedigd: een mix van een beetje rijp en (ja:) vooral groen. De rijping zou eerst moeten komen door ontwikkeling van persoonlijke onafhankelijkheid. Eigen keuzes maken, eigen beslissingen nemen over de rol en de taak binnen het team en over de eigen weg om beter te worden. En van die onafhankelijkheid naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid: Ik geloof dat als mensen er bewust voor kiezen om een rol te spelen in een team de samenhang van dat team versterkt.
Check.
In de derde plaats de teamleden zelf. Zo'n omgeving als hierboven bedoeld zou ze de kans geven om zich als speelster, als teamlid, als clublid en als mens te ontwikkelen.
 En al deze suffe, slimme, blije, kwetsbare, sterke en gekke meiden zijn me, door alle lief en leed van de weg die we samen zijn gegaan, dierbaar geworden. Coach Pieter zei het ook nog: jullie zijn allemaal gewoon lief.
Daar wil ik nu even bij stil staan.
Toen één van de meiden een paar wekentegen me zei: dan kun jij me daar wel bij coachen, toch?, antwoordde ik al, tot har en mijn eigen verbazing: "Nee. Dat kan ik niet."
Het drong toen opeens tot me door: als je te dicht bij mensen komt, verlies je als coach je competentie bij hen. Vrienden worden betekent het eind van je professionele relatie. Deze scheiding van nu beschouw ik als de derde Check: De meiden zijn zelfstandig genoeg geworden om in te zien dat  project klaar is en geen traject moet worden.
Voor de gezelligheid (geen mes meenemen, Kaj, dan mag je dit keer ook binnen op het feest!) ga ik nog met ze mee naar de GNSK. Als professioneel basketballtrainer begeleid ik de stappen naar samenstelling van de teams. Dit team heeft mij als coach voorlopig niet meer nodig.
Vrijdag maar eens eten met een ander team uit de topdrie.... al meer dan dertig jaar
vrienden voor het leven..

zondag, april 02, 2017

De man met de hamer

Het is Marten Lutherjahr. Vooral bij onze oosterburen maakt men werk van de historische protestactie van deze steile, geleerde monnik, die 500 jaar geleden zijn stellingen op de deur van een kapelletje in Wittenberg timmerde.
Gisteren was ik de man met de hamer. Laura had de chocola. Dat kwam zo: We komen op uitwedstrijden altijd langs en meestal in de Hajé bij Lelystad. Plas- en koffiepauze. (Meestal ontspint zich daar de volgende dialoog: coach: "Moeten we ons niet een laten sponsoren door de Hajé? Als we de helft van onze uitgaven per jaar gesponsord zouden krijgen is dat toch al gauw..... en dat hoeft ze eigenlijk niks te kosten... toch? " Speelsters: "Je valt in herhaling, Kaj. Dat zeg je elke keer maar je doet er niks aan.")
Alles bij de Hajé is te koop, geloof ik. Maar in ieder geval is daar 1 item waarover Laura in herhaling valt. Een blok Chocola dat er zo onaantastbaar groot uitziet, dat er meteen een hamer in het pak is mee verpakt, voor het geval dat je het echt zou durven aanbreken. Laura zegt dan: "Wacht maar.  Bij de láátste uitwedstrijd....."
Die wedstrijd was gisteren. Tegen Wyba. Dat komt uit Wijchen en dat ligt in het oosten van Nederland. We zijn dol op uitwedstrijden maar we rijden er niet voor om als dat niet hoeft. Dus we kwamen niet langs Lelystad... en nergens anders verkopen ze chocola met hamer.
Nu zijn Uilen over het algemeen best slim. Er was ook wel een éénnalaatste uitwedstrijd. Waren we toen over Lelystad gekomen, dan had de aanblik van het blok chocola ons ongetwijfeld doen beseffen dat het toen of nooit was en had dat getriggerd tot aankoop. Toen stonden we echter verstandig genoeg stil bij het werk aan de weg en namen we de gelegenheid te baat om Janne de afsluitdijk te laten zien.
Toch zou het er nog van moeten komen: Laura stelde manmoedig dat ze dan wel chocola van huis mee zou nemen en ik stelde meteen een van mijn talrijke hamers beschikbaar.
En toch is het niet gelukt om beide tot elkaar te brengen. Hamer in ene auto - chocola in andere - en de chocola kwam de man met de hamer niet tegen. En de Uilen ook niet, dus wat er ook allemaal misging, de laatste uitwedstrijd ging best.

woensdag, maart 29, 2017

Gala




 Afbeeldingsresultaat voor gala koffie van niemeijer
Ruim veertig jaar geleden waren er ook op laag niveau een heleboel basketball-clubs die hun naam aan moesten passen. Ze hadden een sponsor gekregen en het mooist was als club en sponsor in één keer genoemd werden. Dat kwam neer op een voorvoegsel: NN Donar, Raak Punch, Levi’s Flamingo’s. Sponsoring leidde tot hilarische toestanden overigens, omdat de linkse kranten niet aan gratis reclame voor bedrijven wilden. Zo werd Jolly Jumpers in de Volkskrant steevast afgekort tot Jumpers, omdat het paard van Lucky Luke werd verward met het toetje van Unilever. En dat terwijl Jumpers toch echt uit den Haag kwam en niet uit Tubbergen.
In die tijd speelde mijn ongesponsorde team van omnivereniging Olympia in de interregionale jeugdcompetitie tegen Gala-Menhir uit Sneek. Een makelaar in Koffi als geldschieter is niet veel gekker dan een kleermaker van spijkerbroeken of een frisdrankverpakker, tenslotte. (zelfs de merken Samson (ook van Niemeyer) en Smirnoff zijn nog een tijdje oogluikend toegestaan)
Maar ik dwaal af: het ging me om het fenomeen gala. Die doen het blijkbaar goed. Naar het Snitse Gala reisden we af in clubuniform. Op het ACLO-sportgala gold een andere dresscode.
Een in mijn ogen nodeloos ballerige dresscode. Ik ben de laatste die iets negatiefs zal zeggen over sportmeiden met een blote jurk. Daar is volgens mij ook niets negatiefs over te zeggen. Ik ga me ook niet uitputten in het bashen van jonge mannen in wat voor oubolligs dan ook. Toch stond ik er mal tussen en dat kwam niet door mijn jasje en mijn overhemd. Ik wissel dat dagelijks naadloos met een trainingspak. Ik voelde me niet thuis omdat bijna iedereen tenminste 35 jaar jonger was en dat het vooral leek te gaan om drank en lawaai. Wat doe je daar dan? Ik hoor het u denken. Inderdaad. Het was een beetje een moetje. De tol van de roem als je op hoog niveau kampioen wordt. Gala’s zijn niets voor mij, zeker niet als allebei je nominaties niet op verkiezing uitlopen… , je als enige vertegenwoordiger van het basketball aanwezig bent en als het enige gesprek dat je voert, draait om de vraag of ik de fotograaf was…
Het is ook mijn context: Groene Uilen hebben nooit aan gala’s gedaan. Zij zijn altijd wars geweest van uiterlijk vertoon. En nu is dat ook verleden tijd. Het diamanten bestaansfeest van de klassieke basketball-vereniging is gevierd met (onder andere) een gala…. Ik ben er geweest. Het grote positieve onderscheid was wel het aantal basketballers… vroeger zou ik zeggen: gelijkgestemden… maar de meeste aanwezigen hadden duidelijk meer met het fenomeen gala, dan dit oude buitenbeentje…. 
Gala? Uilen? Veel echte gelijkgestemden waren er niet...


zondag, januari 22, 2017

over overschrijven

Het is veel leuker om over vrolijke zaken te schrijven.
Vorige week nog had het hier kunnen gaan over:

winterse landschappen,
overwonnen ontberingen
en nagenieten
gedeeld plezier, geslaagde grapjes,
de veerkracht van de tred naar de training
glimlachjes en geurende netjes
zin in nu en zin in straks.

Had ik dat maar gedaan. Vandaag doet schrijven zeer en moet Remco Campert me maar even weer door de zondag sleuren. Dat kan hij meestal ook goed. Hij vult zijn collum in de Volkskrant met stukken van oude gedichten. Dit weekend heeft hij behoefte aan moed. Ik mag hem wel een beetje plagiëren:

soms is er een dag dat ik me
lamlendig voel
suf, futloos
zelfs de schoonheid van het spelletje houdt zich
ver van mij verborgen
of zo dichtbij
dat ik haar over het hoofd zie

de coach is het spel
24 uur per dag
een alchemist
die van het lood
van het dagelijks leven
af en toe goud kan maken

zo spreekt de coach
zichzelf soms moed in
want soms ontbreekt
het magisch ingredient
is het flesje onverwacht leeg
vergeet hij
een rituele handeling

soms mist de coach
de alchemist
Fingerspitzengefühl
wanneer
een hogedrukgebied
van verwachtingen
de bereiding anders maakt

dan wil je wel
blijft spel inspanning
blijft het lood grijs
zwaar en zonder glans
hoofden naar beneden
een zwikkende enkel
een moedeloos gevoel
in dierbare ogen

en dan volgt zo'n dag
die lamlendig, futloos begint
en zich maar langzaam vult
met dagelijks leven
de grondstof
voor het goud
van de zin in nu