zondag, juni 25, 2006

dierbaren

Zoals dat ook gaat met mensen, die op elkaar gesteld zijn, zijn Moestasj en Uilen, de zwarten en de groenen, ook altijd om elkaar aan het heen draaien in een dans van toenadering en afstoting.
De belangen zijn dezelfde, de meeste feesten zijn hetzelfde, al kun je je natuurlijk voorstellen, dat je ook beide je eigen ruimte nodig hebt. Zo willen de Moessies ook wel eens onder elkaar zijn, bij een lustrum bijvoorbeeld.
Mijn gewaardeerde ex-collega Marten Scheepstra, die nog nooit in een statement is gestikt, speelde de verschillen tussen beide clubs enorm hoog op: "Natuurlijk is er wel een groot verschil in cultuur tussen Uilen en Moestasj", verkondigde hij steevast. "Ja hoor, dat is er echt: Uilen spelen in het groen en Moessies in het zwart."
Uiteraard bestaat er wel een wij en zij. Bijvoorbeeld doet het idee de ronde, dat Moestasj meer een club is van de universiteit en Uilen meer van het HBO. Wie telt het even na? Moestasj zou ook meer corpsleden tellen. Corpsleden horen natuurlijk niet bij onontgroende Uilen. Moessies doen meer aan identiteitbevordering door gezamenlijk naar toernooien te gaan en met een hele grote afvaardiging "The March Of The Penguins" te bekijken. Uilen hebben zoiets, sinds de teloorgang van de Fabeltjeskrant, niet.
De verschillen zijn dus heel klein, ongeveer zo groot als die tussen twee mensen, en dan nog tussen mensen, die best eens iets met elkaar zouden kunnen krijgen. De belangen zijn in elk geval dezelfde. Beide clubjes zijn echter nogal klein volgens ACLO maatstaven.
Een paar jaar geleden had ik de clubs na eindeloos gelul eindelijk zover, dat ze zich samen aan de ACLO zouden presenteren, als de Groninger studentenbasketballers.
We praatten over verdergaande samenwerking op het vlak van wedstrijdplanning, scheidsrechtersaanschrijving, uitwisseling van coaches en zelfs teamindeling.
Helaas wilde de ACLO er niet aan en bleef de verenigingen nadrukkelijk als twee verschillende gesprekspartners beschouwen en vanaf dat punt liep het weer wat uit elkaar. Het werd zelfs erger: De urenaanvraag ging tot twee jaar geleden altijd via de vakgroep (lees: via ondergetekende. Ik overlegde met de clubs over aantallen teams, wensen mbt uitbreiding daarvan en over coaches en overlegde binnen het sportcentrum over het aantal toe te wijzen uren. Vervolgens werd er dan weer in overleg met de besturen een rooster gemaakt, waarin de overeenkomsten meer dan de verschillen werden benadrukt. In gezamenlijkheid kon altijd worden duidelijk gemaakt welke teams meer training behoefden dan andere.
Nu worden de clubs gedwongen helemaal aparte aanvragen te doen, waarbij alleen rekeing wordt gehouden met de harde cijfers van de ledenaantallen en niet met verschillen in niveau. Moestasj heeft niet bijzonder veel noten op de zang en heeft zich bescheiden opgesteld meteen aanvraag die de eigen behoeften dekt. Uilen heeft meer begeleiding nodig omdat daar nu een keer de problematiek van twee landelijk spelende teams speelt. Probleem van de aparte clubs, zegt de ACLO.
Meer dan ooit hebben de clubs elkaar nodig. Samen hebben we meer dan 200 leden. Dat is een behoorlijke samenlevingsvorm. Het moet er maar weer eens van komen tussen groen en zwart. Les extremes doivent(?) se toucher.

Geen opmerkingen: